In 2023 gaat het nieuwe GLB in. Landbouwers zullen naar verwachting meer moeten doen om voor premies vanuit het GLB in aanmerking te komen. Adviseur Bram Brands zet een aantal zaken op een rij.
Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gaat per 1 januari 2023 in. Het doel van het nieuwe GLB is om de landbouw te verduurzamen door toekomstbestendig boeren te belonen. Deze beloning bestaat uit de basispremie (naar verwachting €220 per hectare), de extra betaling voor de eerste 40 hectare van het bedrijf (€54 per hectare) en de eco-regeling (€60 tot €200 per hectare). Landbouwers komen in aanmerking voor rechtstreekse betalingen als er voldaan wordt aan de beheerseisen en de goede landbouw- en milieucondities (GLMC). In het huidige GLB zijn dit de randvoorwaarden. De randvoorwaarden worden in het nieuwe GLB, met enkele aanpassingen, voortgezet en zullen in het vervolg ‘conditinionaliteit’ genoemd worden.
Bij de goede landbouw- en milieucondities zijn de normen op meerdere punten aangepast en uitgebreid met onder andere niet-productief areaal en vruchtwisseling op bouwland. Binnen het huidige GLB gelden al veel eisen uit de GLMC’s, andere eisen zijn al verplicht vanuit regelgeving. Daarnaast worden enkele eisen verplicht in het kader van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn.
In het nieuwe GLB worden bedrijven verplicht om 4% van het bouwland als niet-productief areaal in te zetten, met als doel om de biodiversiteit te bevorderen en landschapselementen te behouden. Dit niet-productief areaal kan ingevuld worden met sloten, poelen, houtopstanden, houtwallen, individuele of groepen bomen, bomenrijen, bufferstroken, groene braak en/of akkerranden als deze landschapselementen gelegen zijn op of grenzen aan bouwland. Landschapselementen die gelegen zijn aan of op blijvend grasland tellen niet mee. Voor bepaalde elementen gelden er weegfactoren, waarbij de oppervlakte van een element tussen factor 1 en 2 mee telt voor de bepaling van het niet-productief areaal. Zo telt de oppervlakte van een beheerde akkerrand voor factor 1,5 mee als niet-productief areaal. Dit betekent dat een bedrijf met 60 hectare bouwland minimaal 2,4 hectare niet-productief areaal moet hebben. Dit komt neer op 1,6 hectare beheerde akkerranden met een weegfactor 1,5.
Er zijn twee uitzonderingen bij deze conditionaliteit. Als een bedrijf 75% van het bouwland gebruikt voor de teelt van grassen, kruidachtige voedergewassen, vlinderbloemige gewassen en/of braak laat, dan is het bedrijf vrijgesteld van deze conditionaliteit. Dit geldt ook voor bedrijven waarvan 75% van de subsidiabele landbouwgrond blijvend grasland is.
Het aanvraagproces voor rechtstreekse betalingen verandert ook in het nieuwe GLB. Dit omdat sommige voorwaarden al vanaf 1 januari 2023 ingaan. Om in 2023 aanspraak te maken op rechtstreekse betalingen, moet er in de periode van 1 december 2022 – 31 januari 2023 een aanmelding ingediend worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Voor het teeltjaar 2024 wordt dit 1 november – 15 december 2023. Wijzigingen in de perceelgegevens zoals oppervlakte, gewas en eco-activiteiten die hierna plaatsvinden kunnen tot en met 15 mei 2023 doorgegeven worden in de Gecombineerde opgave. In de periode van 15 oktober – 30 november 2023 moet de aanvraag definitief gesteld worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Het nieuwe GLB is nog niet definitief vastgesteld en er kunnen nog wijzigingen doorgevoerd worden. De verwachting is dat landbouwers meer moeite moeten doen om in aanmerking te blijven komen voor premies uit het GLB. Dit kan een flinke aanpassing in het bouwplan betekenen. Het is daarom van belang om te weten wat het nieuwe GLB voor uw bedrijf betekent. Heeft u hier hulp bij nodig? Neem dan contact op met uw adviseur bij Arvalis of ROBA Advies.