1-1-2024 treedt de Omgevingswet in werking. Wat gaat er precies veranderen? En wat betekent dit op het boerenerf? Annemieke König, ROM-adviseur bij Arvalis vertelt erover in dit artikel.
1 januari 2024 treed de Omgevingswet in werking. De bedoeling is dat dat er minder wetten, besluiten en regels komen waardoor de voorspelbaarheid van procedurele samenhang vergroot wordt en gemeenten meer mogelijkheden krijgen om lokaal maatwerk te leveren.
De volgende wetten vallen onder de Omgevingswet:
- Wet ruimtelijke ordening;
- Wet ammoniak en veehouderij;
- Wet geurhinder en veehouderij;
- Wet inzake de luchtverontreiniging;
- Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- Ontgrondingenwet.
8 andere wetten worden volledig opgenomen in de Omgevingswet. Daarnaast worden er van 12 wetten onderdelen opgenomen in de Omgevingswet, waaronder o.a. de Wet milieubeheer. Verder zullen 7 wetten worden opgenomen in aanvullingswetten, zoals de Wet natuurbescherming en Wet bodembescherming.
Belangrijk is om te benoemen is dat alle verleende vergunningen rechtsgeldig blijven. In de nieuwe systematiek blijven veel milieuactiviteiten meldingsplichtig en dezelfde activiteiten blijven vergunningplichtig. De omgevingsbeperkte milieutoets (OBM) vervalt en kan in algemene regels (Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL)) zijn opgenomen. Als dit niet het geval is, zal het overgaan van rechtswege in een vergunning.
De belangrijkste verandering is dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om in het omgevingsplan ruimere of strengere normen te stellen. Een voorbeeld hiervan is geur. Het Besluit activiteiten leefomgeving stelt geen eisen voor de gevolgen van geur. De gemeente kan dit decentraal in het omgevingsplan regelen en heeft tot eind 2031 om dit plan te maken.
Elke gemeente gaat één omgevingsplan vaststellen voor het eigen grondgebied en voorziet in een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit betekent dat de gemeente rekening moet houden met alle betrokken belangen.
Vanaf 2024 is er sprake van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA) en een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Een BOPA is een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan en is niet vergunningvrij voor het bouwen. Er zijn 2 varianten:
- Een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat een vergunning nodig is, maar het volgens de beoordelingsregels niet mogelijk is de vergunning te verlenen;
- Een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.
Er blijven ook vergunningsvrije omgevingsplanactiviteiten. Een voorbeeld is dat een initiatiefnemer een gebouw met een bouwhoogte van 13 meter wil realiseren. In het omgevingsplan staat een algemene regel voor de bouwhoogte. Deze is maximaal 10 meter (vergunningsvrij). Via een binnenplanse omgevingsplanactiviteit is ook een bouwhoogte van 12 meter toegestaan, als voldaan wordt aan de beoordelingsregels van het omgevingsplan (OPA). Een aanvraag om te mogen bouwen naar 13 meter, is dan een buitenplanse omgevingsactiviteit (BOPA).
De beslissingstermijn voor beide procedures is 8 weken (met een mogelijkheid tot verlengen van 6 weken). Wel kan de gemeente er in specifieke gevallen voor kiezen om bij BOPA-procedures de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren.
Conclusie: het Omgevingsplan van de gemeente kan kansen creëren op het boerenerf. Om hier zelf grip op te hebben, is het van belang om in de ontwerpfase het Omgevingsplan kritisch door te nemen. Bij vragen kunt u contact opnemen met de omgevingsspecialisten van Arvalis.