Adviseur Leo Peters wil aandacht vragen voor een aantal belangrijke maatregelen die vanaf 2023 in de meststoffenwet zijn opgenomen.
Deze kunnen van invloed zijn op het samenstellen van het komend bouwplan alsook de bedrijfsvoering. Tevens dient u met een aantal zaken rekening te houden als u mest aanvoert.
Aandachtspunten mestbeleid
De druk op de mestmarkt is fors toegenomen ten opzichte van de voorliggende jaren. De belangrijkste reden hiervoor is de afbouw van derogatie alsook de verdere aanscherping van de (stikstof-) gebruiksnormen. Daarnaast heeft het natte voor- en najaar van 2023 tot gevolg gehad dat er minder mest uitgereden kon worden. Ook de huidige weersvooruitzichten helpen in dat kader niet.
Hoewel ik geen zicht heb op de weersomstandigheden in 2024 alsook de specifieke omstandigheden van de percelen en het voorgenomen bouwplan, is het handig te weten waar u rekening mee dient te houden als het gaat om de geldende wet- en regelgeving in het kader van de meststoffenwet.
Het afgelopen jaar zijn er weer diverse regels gewijzigd of zelfs bijgekomen. Denk hierbij aan onder andere het telen van rustgewassen, telen van vanggewassen (winterteelten), nutriënt verontreinigde gebieden, opstellen bemestingsplan, uitrijtermijnen en extra norm strorijke mest/rekenpercentage organische meststoffen.
Wanneer uitrijden mest
Voor zover de grond niet bevroren, besneeuwd of met water verzadigd is mag u mest aanwenden zoals weergegeven volgens ‘2024 Uitrijschema dierlijke mest ‘2024 Uitrijschema dierlijke mest‘:
Drijfmest:
- Grasland: vanaf 16 februari tot en met 31 augustus drijfmest uitgereden worden en is ongeacht de grondsoort.
- Bouwland*: vanaf 16 maart tot en met 15 september drijfmest uitgereden worden en is ongeacht de grondsoort. Houdt hierbij rekening dat als vanaf 1 augustus drijfmest wordt uitgereden, de verplichting is een groenbemester / vanggewas te zaaien.
* Voor bouwland (ongeacht grondsoort) is er de mogelijkheid vanaf 16 februari mest uit te rijden mits er een ‘vroeg gewas’ wordt geteeld welke op de lijst van vroege teelten staan, zie ‘2024 Vroege teelten uitrijden drijfmest‘. U dient dan tenminste 24 uur vóór het moment van uitrijden het betreffende perceel én te registreren in ‘Mijn Percelen’ van RvO. Als in 2023 een perceel bouwland was en in 2024 grasland wordt ingezaaid dient u betreffend perceel ook te registreren als u hier vóór 16 maart drijfmest op uit wilt rijden. Voor een bestaand perceel grasland, dus in 2023 als grasland opgegeven, hoeft u dit niet te doen.
Strorijke mest (rundvee, geiten, schapen, paarden en champost)
- Grasland op zand- en lössgrond: vanaf 1 januari tot en met 31 augustus
- Grasland op klei- en veengrond: vanaf 1 december tot en met 15 september
- Bouwland op zand- en lössgrond: vanaf 1 januari tot en met 31 augustus, Daarnaast mag u het hele jaar door vaste mest gebruiken direct voor de aanplant van fruit- en plantsoenbomen op zand- en lössgrond.
- Bouwland op klei en veengrond: vanaf 1 januari tot en met 31 december
Voor alle overige situaties wordt verwezen naar de voorwaarden zoals blijkt op de site van RvO.
Aangepaste rekenpercentage voor organische stofrijke meststoffen
Voor strorijke vaste mest dat afkomstig is van runderen, geiten, schapen, paarden en champost geldt een aangepast rekenpercentage van 75%. Biologische bedrijven mogen, naast voornoemde mestsoorten, ook voor strorijke vaste varkensmest de aangepaste rekenpercentage gebruiken. In het geval van gft-compost of groencompost mag u rekenen met 25% van de hoeveelheid fosfaat binnen de fosfaatgebruiksnorm.
Deze aangepaste rekenpercentage geldt alleen als op het betreffende perceel ten minste 20 kilogram fosfaat per hectare van de organische stofrijke meststof is aangewend én voor zover de maximale gebruiksnorm voor fosfaat niet wordt overschreden.
Om te kunnen bepalen hoe groot deze vrijstelling voor uw bedrijf bedraagt is het van belang te registreren op welke percelen deze meststoffen zijn aangewend en hoeveel fosfaat deze meststoffen bevatten. Dit geldt ook ingeval voornoemde strorijke meststoffen op het eigen bedrijf zijn geproduceerd.
Voor de volledige informatie wordt verwezen naar de site van RvO.
Extra norm ingeval van organische mest
Voor percelen bouwland met een hoge fosfaattoestand, en waarop tenminste 20 kilogram fosfaat per hectare aan organische mest is aangewend, kunt u in aanmerking komen voor een extra norm van 5 kg fosfaat per hectare. Voor biologische bedrijven bedraagt deze extra norm 10 kilogram fosfaat per hectare. Voorwaarde is echter dat u deze percelen uiterlijk op 31 december van het betreffende jaar meldt bij RvO. U meldt het perceelsnummer volgens de perceelsregistratie en betreffende oppervlakte.
Voor de volledige informatie wordt verwezen naar de site van RvO.
Extra norm stikstof
Hoewel onderstaande regelingen (equivalente maatregel én stikstofdifferentiatie) elk haar beperkingen heeft wil ik u toch hierop attenderen, zeker nu de gebruiksruimte voor stikstof (N-totaal) door de aanwijzing van de NV-gebieden steeds verder wordt beperkt.
Equivalente maatregel (ongeacht grondsoort)
Ingeval de drie voorgaande jaren een hogere opbrengst is gehaald dan het gemiddelde is er de mogelijkheid voor extra stikstofruimte in aanmerking te komen. Een lijst voor welke gewassen (zie ‘Equivalent hogere opbrengsten 2024‘) dit van toepassing is en wat de toegestane verhoging van de stikstofgebruiksnorm is blijkt hieruit: ‘Equivalent hogere gewasopbrengst 2024’. U kunt zich hiervoor aanmelden in de periode 1 februari tot en met 31 mei. Houd er rekening mee dat hiervoor een lange lijst aan voorwaarden geldt alsook het overleggen van een samenstellingsverklaring van uw account. Vanwege de lange lijst aan voorwaarden verwijs ik u naar de site van RvO waar u de volledige informatie aantreft.
Stikstofdifferentiatie (kleigrond)
Ingeval op kleigrond de drie voorgaande jaren bij de teelt van suikerbieten, tarwe, gerst of aardappelen een bovengemiddelde opbrengst is behaald kunt u voor een extra stikstofruimte in aanmerking komen:
- Suikerbieten, 75 ton: + 15 kg N
- Wintertarwe, 9 ton: + 15 kg N
- Zomertarwe, 8 ton: + 20 kg N
- Wintergerst, 9 ton: + 20 kg N
- Zomergerst, 7 ton: + 30 kg N
- Aardappelen, 50 ton: + 30 kg N
U kunt zich hiervoor aanmelden in de periode 1 januari tot en met 15 mei.
De overige voorwaarden zijn:
- U levert het gewas aan de verwerkende industrie, of een gespecialiseerd sorteerbedrijf.
- Het verwerkende bedrijf maakt van de tarwe en gerst producten voor menselijke of dierlijke consumptie. De suikerbieten of aardappelen worden gebruikt voor producten voor menselijke consumptie.
- U machtigt met uw aanmelding de afnemer van het gewas voor het verstrekken van gegevens over de afgenomen hoeveelheid als daarom wordt gevraagd.
- U bewaart over de afgelopen 5 jaar de volgende gegevens
- Het aantal hectares kleigrond waarop u aardappelen, suikerbieten, wintertarwe, zomertarwe, wintergerst of zomergerst heeft geteeld.
- De aardappelsoorten die u heeft geteeld.
- De gewasopbrengst.
- De afnemers van de gewassen.
Voor de volledige informatie wordt verwezen naar de site van RvO.
Nutriënt verontreinigde gebieden
Merendeel van het areaal landbouwgrond is aangewezen als nutriënt verontreinigd gebied (NV-gebied). Deze status heeft zowel gevolgen voor het gebruik van de hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest (onder andere afbouw derogatie) alsook de stikstofgebruiksnorm voor de verschillende gewassen. Zo geldt in het kader van derogatie voor NV-gebieden een norm van 210 kilogram N per ha in plaats van 230 kilogram N. Deze norm zal in 2025 (laatste jaar) verder worden afgebouwd. Voor bedrijven die niet aan derogatie voldoen geldt de norm van maximaal 170 kilogram N uit dierlijke mest.
De stikstofgebruiksnorm (N-totaal) voor gewassen die zijn gelegen in NV-gebieden zijn in 2024 met 5 % verlaagd en worden in 2025 nog eens met 20% verlaagd, zie ‘2024 Stikstofgebruiksnorm landbouwgrond (NV-gebieden)‘.
Voor de aangewezen grondwaterbeschermingsgebieden op zand- en lössgrond in Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg geldt in 2024 een verlaging van 10%, zie ‘2024 Stikstofgebruiksnorm landbouwgrond (GWB-gebied in NV-gebied)‘.
Voor de percelen die niet zijn aangewezen als NV- gebied en/of GWB-gebied geldt de lijst zoals hieruit blijkt: ‘2024 Stikstofgebruiksnorm landbouwgrond (overige)‘. Deze is ongewijzigd ten opzichte van vorig jaar.
Afhankelijk van de teelten in combinatie met de soort mest en onderliggende werkingscoëfficiënt kan de aanscherping van de gebruiksnorm ook gevolgen hebben voor de hoeveel aan te wenden stikstof uit dierlijke mest.
Bij de teelt van asperge is de gebruiksnorm in een NV-gebied (zandgrond) 57 kilogram zuivere N. Ingeval rundveedrijfmest wordt aangevoerd (werkingscoëfficiënt 60%) zou maximaal 95 kilogram stikstof uit dierlijke mest per ha aangevoerd mogen worden. Dit terwijl de norm voor stikstof uit dierlijke mest niet is gewijzigd (170 kg N per hectare), u dient rekening te houden met de laagste norm (N-totaal). In het geval van vaste mest geldt een werkingscoëfficiënt van 40% en zou betekenen dat er maximaal 142 kilogram stikstof uit dierlijke mest kan worden aangevoerd. Voor bijvoorbeeld champost geldt een werkingscoëfficiënt van 25%. Houd er rekening mee dat in beide rekenvoorbeelden géén rekening is gehouden met de aanvoer van stikstof uit kunstmest. Als u stikstof uit kunstmest wilt kunnen aanwenden dient u eerst de hoeveelheid zuivere N uit kunstmest in mindering te brengen op de gebruiksnorm om vervolgens de ruimte voor stikstof uit dierlijke mest te kunnen bepalen.
Door de verdere aanscherping van de stikstofgebruiksnorm zal bij meerdere teelten, dan tot dusver het geval was, niet zozeer het gebruik van fosfaat maar in toenemende mate het gebruik van stikstof (N-totaal) de beperkende factor zijn. Hierbij zal het gebruik van stikstof uit kunstmest de dierlijke mest gaan verdringen.
Binnen de meststoffenwet geldt dat op bedrijfsniveau aan de gebruiksnormen (fosfaat, N-dierlijk en N-totaal) moet worden voldaan, dus niet op perceelniveau. Hierdoor is er op bedrijfsniveau nog enige ruimte te schuiven binnen het bouwplan.
Voor de volledige informatie wordt verwezen naar de site van RvO.
Bemestingsplan
Gelet voorgaande neemt het belang toe om vooraf, voor zover het bouwplan bekend is, te bepalen hoeveel mest u per mestsoort kunt aanvoeren zonder de gebruiksnorm op bedrijfsniveau te overschrijden.
Sinds maart 2023 is er door LNV in de wet opgenomen dat alle landbouwers, voor zover meststoffen worden gebruikt, verplicht zijn uiterlijk 15 maart van het betreffende jaar te beschikken over een bemestingsplan. Waar een bemestingsplan aan dient te voldoen is opgenomen in ‘2024 Toelichting bemestingsplan (alle landbouwers)‘. Dit heeft tot gevolg dat in grote lijnen het bouwplan en eventueel voor- en nateelten bekend moet zijn om te kunnen bepalen hoeveel fosfaat, N-dier en N-totaal aangewend kan worden. Houdt hierbij ook rekening met de bufferstroken, waarop u niet mag spuiten en niet mag bemesten. Ook (delen van) percelen die worden ingezet voor het GLB als ‘groene braak’, natuurgronden en bepaalde beheers pakketten (ANLB) tellen niet mee in het kader van de meststoffenwet.
Als in 2023 niet is voldaan aan de voorwaarden van het zaaien van vanggewassen op zand en lössgronden (tenzij sprake was van een winterteelt, zie ‘2024 Vanggewassen en winterteelten op-zand en lössgrond‘) wordt voor betreffende oppervlakte waarvoor niet is voldaan een korting op de stikstofgebruiksnorm (maximaal 20 kilogram zuivere N per hectare). Deze korting wordt in mindering gebracht op de stikstofgebruiksnorm van 2024 en is daarom ook iets om rekening mee te houden bij het opstellen van uw bemestingsplan.
Dit geldt ook als in 2023 gebruik is gemaakt van fosfaatverrekening waarbij het fosfaatoverschot wordt doorgeschoven naar het volgende jaar.
Voor zover de grondsoort en fosfaattoestand hetzelfde is kan op gewasniveau een bemestingsplan worden opgesteld. Zo niet dan dient het bemestingsplan op basis van perceelsniveau te worden opgesteld.
U dient in het bemestingsplan rekening te houden met het zaaien van een rustgewas zoals opgenomen in ‘2024 Rustgewassen‘.
Op zand- en lössgrond dient in de periode 2023-2026 op perceelsniveau één keer in de 4 jaar een rust gewas te worden geteeld. Vanaf 2027 tenminste één keer in de 3 jaar.
Dit kan een hoofdteelt zijn maar ook een korte hoofdteelt gevolgd door een onbemest vanggewas dat vóór 1 september is gezaaid en tot tenminste 1 februari blijft staan.
In het kader van het GLB (conditionaliteiten) wordt echter als voorwaarde gesteld dat tenminste 1 keer in de vier jaar een rustgewas als hoofdgewas wordt geteeld, en wijkt dus af ten opzichte van de meststoffenwet.
Voor de volledige informatie met betrekking tot het opstellen van een bemestingsplan wordt verwezen naar de site van RvO.
Voor de volledige informatie met betrekking tot vanggewassen op zand en losgronden wordt verwezen naar de site van RvO.
Voor de volledige informatie met betrekking tot rustgewassen op zand en losgronden wordt verwezen naar de site van RvO.
Alle wetgeving zoals hiervoor beschreven maakt het lastig een bouwplan samen te stellen. Hierbij is geen rekening gehouden met de conditionaliteiten vanuit het GLB alsook de eco-regelingen, ingeval u hier gebruik van wenst te maken.
U wordt hierbij steeds eerder gedwongen een bouwplan samen te stellen terwijl u afhankelijk bent van de weersomstandigheden alsook de bodemtoestand. De extensivering ten aanzien van van het grondgebruik (gewasrotatie, beregeningsverbod, verhoging grondwaterpeil (vernatting), bufferstroken, etc.) maakt dat de spanningen ten aanzien gebruik meststoffen, bouwplan (waaronder kapitaalintensieve teelten) alsook ruilen en verpachten grond lastiger maakt. U dient hierover dan ook goede afspraken en/of een planning te maken.
Heeft u vragen? Neem dan contact op met een van volgende adviseurs uit de regio’s:
Noord-Limburg: Anouk Vosters, avosters@arvalis.nl / 06-53955666 of Leo Peters, lpeters@arvalis.nl / 06-55720246
Midden-Limburg: Stan Corstjens, scorstjens@arvalis.nl / 06-51490276
Zuid-Limburg: Bram Brands, bbrands@arvalis.nl / 06-57593986
Den Bosch: 073-2173580
Colijnsplaat: 0113-247747