Minister Schouten heeft de beoogde wijzigingen deels niet doorvoert, voor zover dit betrekking heeft op vleesvee, melkvee met hoogproductieve koeien, zelfzuivelaars en biologische melkvee.
Minister Schouten heeft deze zomer een internetconsultatie gehouden over de actualisering van de excretieforfaits. Beoogd was om de excretieforfaits voor vleesvee deels te verhogen (voor wat betreft de diercategorieën 116 en 117) en tevens de oude diercategorie 122 te vervangen voor twee nieuwe categorieën.
Daarnaast wilde Schouten de excretie van biologisch gehouden melkkoeien gaan afstemmen op de melkproductie per koe en de normen voor biologische gehouden geiten en schapen aanpassen. Ook werd voorgesteld om extra productieklassen voor melkveehouders met laag- en hoogproductieve koeien toe te voegen. Voor de zelfzuivelaars had Schouten een verhoging van de melkproductie per koe van 7.500 naar 8.447 kilo in gedachte, met het daarbij behorende excretieforfait. Tenslotte wilde Schouten melkkoeien in ieder geval tot twaalf maanden nadat zij voor het laatst gekalfd hebben onder diercategorie 100 laten vallen.
Op de internetconsultatie zijn 416 reacties binnengekomen. Dit heeft ertoe geleid dat minister Schouten de beoogde wijzigingen vooralsnog deels niet doorvoert, voor zover dit betrekking heeft op vleesveehouders, melkveehouders met hoogproductieve koeien, zelfzuivelaars en biologische melkveehouders. De wijzigingen ten aanzien van biologisch gehouden schapen en melkgeiten worden wel per 1 januari 2020 ingevoerd. Dit evenals de invoering van excretieforfaits voor de laagproductieve koeien.
De beoogde wijziging van excretienormen voor melkvee worden enkel gewijzigd in het geval dat het aantal fosfaatrechten onder het fosfaatplafond zit. Hierover zal later dus nog aanvullende informatie volgen.
Heeft u vragen naar aanleiding van het voorgaande, dan kunt u contact opnemen met uw Arvalis-adviseur of met juriste Jacqueline de Wit.