Scroll
Meld je aan voor de nieuwsbrief
04 februari 2025

Belangrijke wijzigingen in Meststoffenwet en GLB 2025

De afgelopen jaren is er veel veranderd binnen de Meststoffenwet (MSW) en het GLB-beleid. Nieuwe regels zijn ingevoerd en bestaande regels worden soms anders geïnterpreteerd, met de nodige gevolgen.

Neem bijvoorbeeld het GLB-beleid, waarin in 2025 opnieuw wijzigingen zijn doorgevoerd. In de praktijk betekent dit dat meer inspanningen nodig zijn, terwijl er geen garantie is dat de aangevraagde en toegekende eco-premie daadwerkelijk wordt uitbetaald. In tegenstelling tot de afgelopen twee jaar is nog maar de vraag of er voldoende geld beschikbaar is. Dit artikel behandelt enkele aandachtspunten.

Omzetverbod voor grasland op veengronden (GLB)
Binnen het GLB (GLMC 2) is binnen de conditionaliteiten een nieuwe bepaling opgenomen die  vanaf 2025 een omzetverbod instelt  voor blijvend grasland op veengronden. Dit betekent  dat percelen grasland, die in 2024 als blijvend grasland zijn aangemerkt op veengronden niet meer mogen mogen worden omgezet naar bouwland. Voor percelen grasland die in 2024 nog als tijdelijk grasland zijn aangemerkt geldt deze verplichting (nog) niet. Het is daarom van belang om tijdelijk grasland tijdig te scheuren (omzetten naar bouwland) voordat het als blijvend grasland wordt aangemerkt. Deze beperking gold al voor onder andere blijvend grasland in Natura 2000-gebieden.

Wanneer de vastgestelde grondsoort binnen de Meststoffenwet niet klopt, past RVO deze alleen aan als uit een bodemonderzoek blijkt dat er een fout is gemaakt. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd door een bodemkundig onderzoeksbureau volgens het ’protocol bodemkaart’. Klik hier voor meer informatie over deze en andere GLMC-voorwaarden

Blijvend grasland (GLB)
Het areaal blijvend grasland mag niet meer dan 5% afnemen ten opzichte van referentiejaar 2018 (GLMC1). Grasland wordt als blijvend beschouwd als het langer dan vijf jaar aaneengesloten als grasland wordt gebruik. Het scheuren van grasland, waarbij wederom grasland wordt ingezaaid (graslandvernieuwing), wordt niet gezien als een onderbreking van deze reeks. Om blijvend grasland te voorkomen, moet binnen vijf jaar een ander gewas worden geteeld.

Percelen die als blijvend grasland zijn aangemerkt, mits ze niet op  veengronden of in Natura2000-gebieden (kwetsbare gebieden), kunt u vooralsnog omzetten naar bouwland. Of dit in de toekomst zo blijft is afhankelijk van het areaal blijvend grasland dat nationaal beschikbaar is. Klik hier voor meer informatie.

GeoTag app (GLB)
Vanaf 2025 gebruikt RVO GeoTag voor de controle van eco-activiteiten. Als RVO bepaalde eco-activiteiten wil controleren, moet dit via de GeoTag-app gebeuren. Wanneer de gevraagde foto(‘s) niet binnen de gestelde termijn worden aangeleverd, wordt de eco-activiteit afgewezen.

RVO verplicht om de GeoTag-app op de telefoon te downloaden en vervolgens, na inloggen met eigen EHerkenning, de gevraagde foto’s van de percelen en coördinaten aan te leveren. Vooralsnog is het niet mogelijk dat een adviseur of gemachtigde met eigen EHerkenning inlogt om namens de landbouwer te handelen. Dit kan alleen als de adviseur of gemachtigde inlogt met de EHerkenning van de landbouwer. Daarom is het van groot belang om te beschikken over een werkende EHerkenning met veiligheidsniveau 3.

Hoewel een aantal belangrijke wet- en regelgeving is benoemd, moet met nog meer zaken rekening worden gehouden.

Bufferstroken (MSW)
In de perceelsregistratie van 2024 was het mogelijk om bij de aangewezen bufferstroken opmerkingen te plaatsen, mits de waterlopen binnen vijf meter van het perceel lagen. RVO heeft inmiddels de meeste ingediende opmerkingen verwerkt.

Door de perceelregistratie op peildatum 15 mei 2024 te openen, is te zien hoe RVO deze opmerkingen heeft beoordeeld en hoe waterlopen nu zijn aangeduid. Dit is van belang om een juiste breedte van de bufferstrook te bepalen en toe te passen in de bedrijfsvoering. Binnen deze bufferstroken is het immers niet toegestaan meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en/of biociden te gebruiken. Er dient rekening gehouden te worden  met de huidige aanduiding en breedte van de bufferstroken zoals blijkt uit de perceelregistratie (legenda ’bufferstroken’ en ’waterlopen’) zoals ook beschreven op de site van RVO: https://www.rvo.nl/onderwerpen/bufferstroken.

Ook in 2025 is er weer de mogelijkheid opmerkingen te maken over de aangewezen bufferstroken.

Afbeelding: voorbeeld opmerkingen bufferstroken perceelsregistratie RVO

 

Geldige gebruikstitel (GLB)
RVO stelt als voorwaarde dat een grondgebruiker altijd een schriftelijke overeenkomst moet overleggen waarin de grondeigenaar toestemming geeft aan de grondgebruiker om het perceel op te nemen in de Gecombineerde Opgave. Om achteraf problemen te voorkomen, is het verstandig afspraken schriftelijk vast te leggen, bijvoorbeeld via een geliberaliseerde pachtovereenkomst of een teeltpachtovereenkomst, geregistreerd bij de Grondkamer. Een grondgebruikersverklaring is ook een optie.  Houdt hier rekening mee als gronden tussen diverse partijen worden geruild en/of onderverpacht, zeker als een perceel meerdere eigenaren heeft of afkomstig is van een niet landbouwer zoals particulieren en overheden.

Bij controle zonder goedkeuring van de grondeigenaar telt het betreffende perceel niet mee voor de GLB-premies (basis- en eco-premie). Dit heeft gevolgen voor zowel de subsidiabele oppervlakte (basispremie) als ook de eco-premie. Ook worden subsidieaanvragen van de voorgaande drie jaren opnieuw gecontroleerd met eventueel alle gevolgen van dien. Zo kan  de extra korting, door herhaling, oplopen tot wel 20% van de uiteindelijk vastgestelde subsidie. Klik hier voor meer informatie.

Wanneer mest uitrijden? (MSW)

Drijfmest:

  • Grasland: 16 februari – 31 augustus (alle grondsoorten)
  • Bouwland: 16 maart – 15 september (alle grondsoorten)
  • Vroege teelt: vanaf 16 februari toegestaan.

 Strorijke mest (rundvee, geiten, schapen, paarden, champost):

  • Grasland (zand/löss): 1 januari – 31 augustus
  • Grasland (klei/veen): 1 december – 15 september
  • Bouwland (zand/löss): 1 januari – 31 augustus (uitzondering: fruit- en plantsoenbomen, hier mag het hele jaar mest uitgereden worden).

Lees hier meer over overige situaties en details.

Vroege teelten
Op bouwland kan vanaf 16 februari drijfmest worden uitgereden,  mits  een ‘vroeg gewas’ wordt geteeld dat op de lijst van vroege teelten staat. Het perceel en gewas moeten minstens 24 uur vóór het moment van uitrijden worden geregistreerd in ’mijn Percelen’ van RVO. Eenmaal het perceel als vroege teelt gemeld is het niet meer mogelijk op dit perceel nog een gewas te zaaien dat niet op de lijst van vroege teelten staat, zoals mais. RVO gaat er dan immers vanuit dat er dan ook daadwerkelijk drijfmest is uitgereden. Klik hier voor meer informatie.

Aangepast rekenpercentage strorijke vaste mest
Voor strorijke vaste mest van runderen, geiten, schapen, paarden en champost geldt een aangepast rekenpercentage van 75%. Biologische bedrijven mogen, naast voornoemde mestsoorten, ook voor strorijke vaste varkensmest de aangepaste rekenpercentage gebruiken. Voor gft-compost of groencompost geldt een rekenpercentage van 25%.
Deze aangepaste rekenpercentage geldt alleen als op het betreffende perceel ten minste 20 kilogram fosfaat per ha uit organische stofrijke meststof is aangewend. Het aangepaste rekenpercentage geldt alleen als de maximale gebruiksnorm fosfaat voor betreffende perceel waarop vaste mest is aangevoerd, niet wordt overschreden.
Om te bepalen hoe groot deze vrijstelling voor het bedrijf is, is het belangrijk te registreren op welke percelen deze meststoffen zijn aangewend en hoeveel fosfaat deze meststoffen bevatten. Dit geldt ook als de genoemde strorijke meststoffen op het eigen bedrijf zijn geproduceerd. Klik hier voor meer informatie.

Extra norm ingeval van organische mest
Voor percelen bouwland met een hoge fosfaattoestand, en waarop tenminste 20 kg fosfaat per ha aan organische mest is aangewend, kunt u in aanmerking komen voor een extra norm van 5 kg fosfaat per ha. Voor biologische bedrijven bedraagt deze extra norm 10 kg fosfaat per ha. Voorwaarde is  dat deze percelen uiterlijk op 31 december van het betreffende jaar meldt bij RvO. De melding moet het perceelsnummer volgens de perceelsregistratie en betreffende oppervlakte bevatten. Klik hier voor meer informatie.

Nutriënt verontreinigde gebieden (MSW)
Het merendeel van het areaal landbouwgrond is aangewezen als nutriënt verontreinigd gebied (NV-gebied). Deze status heeft gevolgen voor het gebruik van de hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest (bijvoorbeeld de afbouw van derogatie) en de stikstofgebruiksnorm voor de verschillende gewassen.

In het kader van derogatie geldt voor NV-gebieden een norm van 190 kg per ha. Hiermee is vooralsnog 2025 het laatste jaar waarin gebruik kan worden gemaakt van derogatie. Vanaf 2026 bedraagt de norm voor stikstof uit dierlijke mest voor alle bedrijven 170 kg N. Voor de volledige informatie.

De stikstofgebruiksnorm voor gewassen in NV-gebieden en grondwaterbeschermingsgebieden wordt  in 2025 met 20% verlaagd. Hiermee wordt de gebruiksruimte voor onder anders stikstof uit kunstmest aanzienlijk beperkt en is mogelijk iets om rekening mee te houden voordat er dierlijke mest wordt aangevoerd.

Afhankelijk de teelten, in combinatie met de soort mest en onderliggende werkingscoëfficiënt, heeft de aanscherping van de gebruiksnorm niet alleen gevolgen voor aan te voeren hoeveelheid stikstof uit kunstmest maar kan dit ook gevolgen hebben voor de hoeveel aan te wenden stikstof uit dierlijke mest.

Door de verdere aanscherping van de stikstofgebruiksnorm zal  stikstof (N-totaal) eerder de beperkende factor zijn dan fosfaat. Hierbij zal het gebruik van stikstof uit kunstmest de dierlijke mest gaan verdringen tenzij meer gebruik wordt gemaakt van strorijke mest omdat deze een beduidend lagere werking coëfficiënt heeft.

Binnen de meststoffenwet geldt dat op bedrijfsniveau aan de gebruiksnormen (fosfaat, N-dierlijk en N-totaal) moet worden voldaan, dus niet op perceelniveau. Hierdoor is er op bedrijfsniveau nog enige ruimte te schuiven binnen het bouwplan. Klik hier voor meer informatie.

Bemestingsplan (MSW)
Gezien de bovenstaande ontwikkelingen wordt het steeds belangrijker om vooraf, voor zover het bouwplan bekend is, te bepalen hoeveel mest per mestsoort kan worden aangewend zonder de gebruiksnorm op bedrijfsniveau te overschrijden.

Sinds maart 2023 is er door LNV in de wet opgenomen dat alle landbouwers die meststoffen gebruiken, verplicht zijn uiterlijk 15 maart van het betreffende jaar te beschikken over een bemestingsplan. Dit betekent dat het bouwplan en eventueel voor- en nateelten bekend moet zijn om te kunnen bepalen hoeveel fosfaat, stikstof uit dierlijke mest (N-dier) en stikstof totaal (N-totaal) kan worden aangewend. Houd daarbij ook rekening met de bufferstroken, waarop niet gespoten of bemest mag worden. Ook (delen van) percelen die onder het GLB als ’groene braak’, natuurgronden of onder bepaalde beheerspakketten (ANLB) vallen, tellen niet mee in het kader van de meststoffenwet.

Als in 2024 niet is voldaan aan de voorwaarden van het zaaien van vanggewassen op zand en lössgronden (tenzij sprake was van een winterteelt) wordt voor betreffende oppervlakte waarvoor niet is voldaan een korting op de stikstofgebruiksnorm (max. 20 kg zuivere N per ha). Deze korting wordt in mindering gebracht op de stikstofgebruiksnorm van 2025 en is daarom ook iets om rekening mee te houden bij het opstellen van het  bemestingsplan.

Dit geldt ook als in 2024 gebruik is gemaakt van fosfaatverrekening, waarbij het fosfaatoverschot wordt doorgeschoven naar het volgende jaar.

Als de grondsoort en fosfaattoestand hetzelfde zijn,  kan op gewasniveau een bemestingsplan worden opgesteld. Zo niet, dan dient het bemestingsplan op basis van perceelsniveau te worden opgesteld. Bij het opstellen van een bemestingsplan moet ook rekening worden gehouden met het zaaien van een rustgewas.

Meer informatie over het opstellen van een bemestingsplan

Meer informatie over vanggewassen op zand en lössgronden

Rustgewas (MSW)
Op zand- en lössgrond dient in de periode 2023-2026 op perceelniveau tenminste één keer in de vier jaar een rustgewas te worden geteeld. Vanaf 2027 is dit om de 3 jaar verplicht, dit is echter nog niet definitief. Dit kan een hoofdteelt zijn, maar ook een korte hoofdteelt gevolgd door een onbemest vanggewas dat vóór 1 september is gezaaid en tot tenminste 1 februari blijft staan.

In het kader van het GLB (conditionaliteiten) is echter vereist dat tenminste één keer in de vier jaar een ander gewas als hoofdgewas wordt geteeld, wat afwijkt van de meststoffenwet.  Dit betekent dat een onbemest vanggewas niet volstaat, zoals wel mogelijk is volgens de meststoffenwet voor bouwland op zandgrond.

Sinds 29 januari is het mogelijk om via de perceelsregistratie een kaartlaag te openen die aangeeft  of de afgelopen jaren een rustgewas is geteeld. De percelen waar in de periode 2023-2026 is voldaan aan een rustgewas zijn groen gekeurd. Als slechts een deel van het perceel groen gekleurd is, betekent dit dan ook dat slechts op het andere deel nog een rustgewas geteeld moet worden.

De kaartlaag van RVO is echter niet sluitend, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:

  • Bij zaaizaad en vermeerdering waarvoor geen speciale gewascode bestaat. Vanaf 2026 wordt dit opgelost door extra vragen in de Gecombineerde Opgave
  • Bij een korte teelt in combinatie met een onbemest vanggewas dat vóór 1 september is gezaaid. De teelt in 2023 staat niet in de kaartlaag omdat RVO vanaf 2024 aanvullende informatie vraagt via de Gecombineerde Opgave.

Meer informatie over rustgewassen op zand en lössgronden

Vanaf 1 maart 2025 is het mogelijk om de Gecombineerde Opgave 2025 in te dienen. Een aantal van de bovenstaande zaken, maar ook andere zaken zoals fosfaatdifferentiatie, derogatie en invulling eco-regeling, kunnen aan bod komen. Besteed hier tijdig aandacht aan om ongewenste verassingen te voorkomen.

Bij vragen of meer informatie, neem contact op met een van volgende adviseurs uit de regio’s:

Noord-Limburg: Leo Peters via 06-55720246 of lpeters@arvalis.nl
Midden-Limburg: Stan Corstjens via 06-51490276 of scorstjens@arvalis.nl
Zuid-Limburg: Patricia Dörenberg via 06-55720240 of pdorenberg@arvalis.nl 
Brabant: Anouk Vosters via 06-53955666 of anouk.vosters@arvalis.nl
Zeeland: John Bal via 06-21232601 of john.bal@arvalis

Klanten in Zeeland en West-Brabant kunnen rechtstreeks een afspraak maken voor een zitdag op ons kantoor in Colijnsplaat. Neem contact op met Yvonne Lokers via 0113-247718 of yvonne.lokers@arvalis.nl.

Vragen?

Je gebruikt een verouderde webbrowser

Deze website maakt gebruik van moderne technieken die niet worden ondersteund door jouw webbrowser. Update mijn webbrowser

×

Sluiten
Sluiten