Ten opzichte van het 'oude' GLB zijn er onder het nieuwe GLB een aantal nieuwe regels ingevoerd, bijvoorbeeld rondom groenbemesters en vanggewassen. Adviseur John Bal zet ze in dit artikel op een rij.
In de vorige GLB periode was het verplicht om te voldoen aan 5% Ecologisch Aandachtsgebied (EA) voor de vergroeningspremie. Dit werd door veel bedrijven ingevuld met het zaaien van groenbemesters. Ook was het toen verplicht om de zaaidatum op te geven om te kunnen voldoen aan de eis van 8 weken vergroening. In het huidige GLB is dit niet meer verplicht en hoeft ook geen zaaidatum te worden opgegeven. De groenbemesters vallen nu onder de nateelt.
Let op: Het verplichte vanggewas na snijmaisteelt op zand- en lössgronden blijft. Dit staat los van het GLB en is in de Meststoffenwet geregeld. Dit wordt in 2024 zelfs uitgebreid naar bepaalde klei- en veengronden. Daarnaast wordt vanuit het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn de teelt van een vanggewas na de hoofdteelt gestimuleerd op zand- en lössgronden door een korting te geven op de stikstofgebruiksnorm wanneer pas na 1 oktober een vanggewas wordt gezaaid.
Opgeven groenbemester als nateelt in Gecombineerde Opgave tot 30 november
In de Gecombineerde Opgave (GO) wordt in de perceelsregistratie een groenbemesters opgegeven als nateelt. Dit hoeft geen mengsel meer te zijn. De groenbemester wordt niet opgegeven in ‘Mijn percelen’. Anders dan in het verleden ben je tussen 16 juni en 30 november verplicht om de feitelijke bedrijfssituatie actueel te houden in zowel ‘Mijn percelen’ als in de Gecombineerde Opgave. Na wijzigingen of aanvullingen moet de GO opnieuw worden ingediend. Is dit voorjaar geen groenbemester of nateelt opgegeven en wordt deze toch gezaaid, dan moet en kan dit nog steeds opgegeven worden in de GO. ‘Mijn percelen’ hoef je daar dus niet op aan te passen. Ook kan het soort gewas van de groenbemester of nateelt nog worden aangepast.
Bodem minimaal bedekken (GLMC 6)
Voor de basispremie in het nieuwe GLB moet voldaan worden aan de 10 Goede Landbouw en Milieu Condities (GLMC’s). Een van de doelen is kale grond door het jaar heen verminderen. Dit staat beschreven in GLMC 6 ‘Bodem minimaal bedekken’. Hierin is omschreven dat 80% van het bouwland op kleigronden tussen 1 augustus en 30 november minimaal 8 weken bedekt moet zijn. Bedekking kan met een vanggewas of groenbemester. Maar in deze GLMC telt ook het hoofdgewas, stoppels, gewasresten en opkomende wintergranen mee als bedekking. De 8 weken hoeven bovendien niet een aaneengesloten periode te zijn. Voorbeeld: Wanneer aardappelen half september gerooid worden, is al aan 6 weken voldaan. Zodra wintertarwe half november boven staat, tellen de 2 weken tot 30 november ook mee en is aan de eis van 8 weken voldaan. Uiteraard kan dit ook ingevuld worden met een groenbemester.
Eco-activiteit ‘Vroeg rooien uiterlijk 31 augustus (H07)’
Bij de Eco-activiteit ‘Vroeg rooien, uiterlijk 31 augustus’ bijvoorbeeld voor zaaiuien, aardappelen, was- en bospeen of pootgoed, geldt ook de verplichting om het gewas en de gewasresten voor 31 augustus af te voeren of onder te werken. Hierdoor ontstaat kale grond en is het noodzakelijk om een groenbemester of andere nateelt te zaaien die voor 30 november nog 4 tot 8 weken, afhankelijk van de rooidatum, de bodem bedekt houdt. Dit kan ook door mulchen, mits aan de 8 weken bedekking wordt voldaan.
Eco-activiteit ‘Groenbedekking (B02)’
Bij de Eco-activiteit ‘Groenbedekking’ moet de bodem zichtbaar bedekt zijn tussen 1 januari en 1 maart met een groenbemester of vanggewas. Hiervoor moet deze in het najaar worden gezaaid en blijven staan tot na 1 maart. Deze mag niet doodgespoten of verbrand worden, maar moet mechanisch ondergewerkt worden. De groenbemester moet dan dit najaar als nateelt worden opgegeven in de Gecombineerde Opgave en volgend jaar als voorteelt. Een niet winterharde groenbemester waarvan in januari en februari de gewasresten zorgen voor een zichtbare bedekking voldoet ook aan de voorwaarden van deze Eco-activiteit.
Verplicht vanggewas na maïs op zand en löss
Vanuit de mestwetgeving was het al verplicht om na de teelt van maïs een vanggewas te telen tot 1 februari. Vanaf 2024 wordt dit ook verplicht voor een aantal aangewezen klei- en veengronden. Het vanggewas moet voor 1 oktober gezaaid zijn. Dit kan door onderzaaien van een vanggewas of direct zaaien na de oogst. Een andere optie is het zaaien van wintergraan voor 31 oktober na de maïs. Dit moest al in het voorjaar opgegeven worden in de Gecombineerde Opgave.
Vanggewas na hoofdteelt op zand- en lössgronden
Om uitspoeling van stikstof op zand- en lössgronden te beperken wordt vanuit het 7de Actieprogramma Nitraatrichtlijn het telen van een vanggewas na de hoofdteelt gestimuleerd. Dit gebeurt door een korting op de stikstofgebruiksnorm in het volgende jaar. Dit kan oplopen van 5 tot 20 kg N/kg per hectare voor de percelen die niet voldoen aan deze eis. Invulling kan met de teelt van een vanggewas als onderzaai of uiterlijk gezaaid op 1 oktober. Ook een winterteelt volstaat. Wanneer te laat gezaaid wordt, geldt tussen 2 en 14 oktober een korting van 5 kg N/ha, tussen 15 en 31 oktober een korting van 15 kg N/ha en na 1 november of niet voldoen aan deze eis een korting van 20 kg N/ha. Het vanggewas moet blijven staan tot 1 februari.