Arvalis en Natuurrijk Limburg voeren een GLB-pilot uit over natuurinclusieve landbouw (NIL) waaraan ruim 60 agrarische bedrijven in Limburg deelnemen. Onderdeel van deze pilot is een enquête.
Op basis van de uitkomsten van die enquête is er een inschatting gemaakt in hoeverre de deelnemers natuurinclusieve landbouw toepassen op hun bedrijf. De resultaten laten zien dat we goed op de verkennende weg zijn. Stagiaire Eva van Dijk vertelt er meer over.
Natuurinclusieve landbouw is een breed begrip. In de pilot werken we met de volgende omschrijving: “een rendabel landbouwsysteem dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in de bedrijfsvoering en daarmee zorgt voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het agrarisch bedrijf”.
Enquêteresultaten: we zijn goed op de verkennende weg
Middels een enquête zijn deelnemers van de pilot verdeeld over vier groepen. Deze groepen passen bij de definities van de vier niveaus van NIL; van niveau 0 (gangbare landbouw) tot niveau 3 (volledig natuurinclusieve landbouw). Deze definities zijn opgesteld door het Louis Bolk Instituut (Erisman et al., 2017).
Bedrijven die op niveau 0 zitten zijn nog niet actief bezig met NIL. Dit is ongeveer 12% van de deelnemers. Bedrijven op niveau 1 voeren al één of enkele maatregelen uit (53% van de deelnemers), bedrijven op niveau 2 integreren natuurinclusiviteit in de bedrijfsvoering (27%) en bedrijven op niveau 3 zijn volledig natuurinclusief, met gesloten kringlopen en een bedrijf dat past in de omgeving (7%). De meeste deelnemers zitten op niveau 1 en zijn dus al wel bezig met het uitvoeren van de maatregelen, maar de maatregelen worden nog niet in de bedrijfsvoering geïntegreerd.
Uit het landelijke onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (Bouma et al., 2019) zijn vergelijkbare cijfers bekend. Uit dat onderzoek uit 2019 is gebleken dat 42% van de LTO-leden in Nederland tot niveau 0 behoort, 40% tot niveau 1, 12% tot niveau 2 en 6% tot niveau 3. Vooral op niveau 0 verschillen deze getallen. Deelnemers van de pilot passen vaker NIL-maatregelen toe dan de gemiddelde agrariër in Nederland. Een verklaring voor dit verschil kan zijn dat de deelnemers van de pilot meer openstaan om over NIL te leren en bijbehorende maatregelen uit te voeren dan de gemiddelde agrariër. Ze hebben zich immers zelf aangemeld om aan de pilot mee te doen. Dit zou betekenen dat we in Limburg al goed op weg zijn om deze nieuwe manier van landbouw te verkennen. Nu is het zaak om te zorgen dat het makkelijker wordt om de maatregelen integraal toe te passen in de bedrijfsvoering, zodat het bedrijven van natuurinclusieve landbouw in de toekomst haalbaar wordt.
Een paar voorbeelden van natuurinclusieve maatregelen
|Uit gesprekken met de deelnemers is gebleken dat het niet altijd duidelijk is hoe natuurinclusieve landbouw op het bedrijf toegepast kan worden. In het boek “biodivers boeren” (Erisman en Slobbe, 2019) worden meerdere voorbeelden gegeven van natuurinclusieve maatregelen die op het bedrijf genomen kunnen worden. Hier volgt één voorbeeld voor de rundveehouderij en twee voorbeelden voor de akkerbouw en vollegrondsteelt.
Voor de rundveehouderij is een voorbeeld van een natuurinclusieve maatregel het inzaaien van een mengsel van grassen, vlinderbloemigen en kruiden op het grasland. Het heeft voordelen voor de gezondheid van de koe door het hoge gehalte van mineralen en vitaminen en de diepe beworteling van kruiden draagt bij aan een constantere opbrengst in droge perioden. Ook is er minder (kunst)mest nodig om een goede grasopbrengst te halen door het vermogen van vlinderbloemigen zoals klaver om stikstof uit de lucht vast te leggen in de wortels.
In de akkerbouw en vollegrondsteelt kan er gekozen worden voor het inzaaien van bloeiende akkerranden. Akkerranden met kruidachtige, bij voorkeur inheemse, bloemen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van het landschap. Ook dragen ze bij aan een hogere insectendiversiteit en een hoger aantal natuurlijke vijanden in de akkerranden en in het gewas. Zo worden plaaginsecten in toom gehouden. In de praktijk kan dit leiden tot minder insecticidengebruik. Een ander voorbeeld van een maatregel in de akkerbouw is het zorgen voor een ruime vruchtwisseling in het bouwplan. Hierbij is het belangrijk dat er genoeg rustgewassen zoals granen, grassen en vlinderbloemigen geteeld worden tussen de rooigewassen door. Rooigewassen hebben namelijk veel bewerking, bemesting en gewasbescherming nodig, wat de bodemkwaliteit verslechtert. Het verbouwen van rustgewassen verbetert onder andere de bodemstructuur en het organische stofgehalte.
Het boek “biodivers boeren” beschrijft dat veel agrarische ondernemers wel maatregelen uit willen voeren, maar dat het ook belangrijk is dat er een passende beloning wordt betaald. Zodra die er is, kan natuurinclusieve landbouw op grotere schaal worden toegepast en wordt het voor de boer makkelijker om de omslag te maken naar een manier van landbouw die duurzaam is én een goed verdienmodel heeft.