Als mediator heeft adviseur Thijs Tacken vaak te maken met meningen. Hoe voorkom je een loopgravenoorlog als gevolg van uiteenlopende meningen? Thijs vertelt erover in dit artikel.
Afgelopen week zag ik een interview waarin een nieuw boek werd besproken met de titel ‘Opinitis’. Vrij vertaald betekent deze term ‘epidemie van meningen’.
Volgens het boek leven we in een tijd leven waarin we worden uitgedaagd om overal een mening over te hebben. Gestimuleerd door sociale media en het fenomeen van de bubble-vorming.
Het hebben van een mening, het vormen van een oordeel, wordt gezien als daadkrachtig; weten welke kant je op wil, ergens voor staan. Het stellen van een vraag of het niet weten wordt gezien als zwak, weifelend en niet weten wat je wil.
In het boek wordt echter onderbouwd dat juist door het uitstellen van een mening of een oordeel, bijvoorbeeld door het stellen van vragen en het verder onderzoeken, je tot een mening komt die beter is en meer factoren meeweegt in het oordeel dan wanneer je geen of weinig vragen stelt en je oordeel snel klaar hebt. Het klinkt weinig daadkrachtig: stel je oordeel uit, wacht met je mening. Echter de kwaliteit van een oplossing is beter en uiteindelijk sneller dan wanneer je je laat leiden door de eerst impulsen om te reageren.
Dit zie je terug op grote en kleine schaal. Een voorbeeld op grote schaal is onder andere de manier waarop de landbouw, de boeren en tuinders, in de media worden neergezet. Als veroorzaker van het klimaatprobleem, stikstofprobleem, vermindering van biodiversiteit en dierenleed. Oplossingen zouden gevonden moeten worden in halvering van de veestapel, minder vlees eten, en ga zo maar verder. En deze framing wordt op veel plekken klakkeloos overgenomen. Als de ruimte echter niet ontstaat om zich écht te verdiepen in deze problemen en écht het verdiepend gesprek aan te gaan, blijven groepen in loopgraven tegenover elkaar staan.
En dit geldt ook op kleine schaal. Het gebrek aan inlevingsvermogen in de ander doordat we té getraind zijn in het vormen van een mening en er ook voor blijven vechten, maakt dat we minder in staat zijn om te kijken hoe de belangen van de ander eruit zien, hoe je eigen belangen liggen, en waar een zo goed mogelijke oplossing voor beiden ligt.
De stelling in het boek is dat dit kan door juist niet meningen tegenover meningen te plaatsen, maar door oordelen uit te stellen en het verdiepende gesprek aan te gaan. Het klinkt misschien niet sexy, maar ik durf de stelling aan dat het uiteindelijk het meest effectief blijkt te zijn.