Hoewel het nieuwe GLB nog niet definitief is vastgesteld, geven de adviseurs van Arvalis via dit artikel alvast een inkijk in de voorgenomen ambities binnen de verschillende eco-maatregelen.
Dit artikel is onderdeel van een artikelenserie die het team Regelingen van Arvalis schrijft om ondernemers mee te nemen in de plannen rondom het nieuwe GLB en de betekenis hiervan voor hun eigen bedrijf. In het eerste artikel van de serie werd ingegaan op de voorwaarden voor de basispremie (conditionaliteit).
Naast de basispremie is er de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een zogenaamde ‘eco-toeslag’. Deze toeslag geldt alleen als ondernemers extra eco-maatregelen nemen die verbeteringen opleveren voor klimaat, bodem en lucht, water, landschap en biodiversiteit. Uiteraard speelt hierbij de afweging of de extra inspanningen, kosten, wijzigingen in de voorgenomen bedrijfsvoering en risico’s ingeval van controles en handhaving, opwegen tegen de extra subsidies.
Op basis van de huidige informatie dient u niet in de periode 1 december 2022 t/m 31 januari 2023 de aanvraag te doen voor de eco-regeling maar is deze aanvraagperiode uitgesteld tot de indieningsperiode van de gecombineerde opgave, namelijk vanaf 1 maart t/m 15 mei 2023.
In navolging van de verschillende eco-maatregelen die reeds in het het tweede artikel uit de serie aan bod zijn geweest (rustgewas, stikstofbindend-/eiwitgewas, meerjarige teelten, langjarig grasland en kruidenrijk grasland), komen in dit artikel de volgende eco-maatregelen aan bod:
Natte teelt
Dit betreft vooralsnog 7 soorten (water-) planten waaronder de Azola, Cranberry, Lisdodde, Wilde rijst, Riet, Zeekraal en Lamsoord welke al dan niet voor menselijke consumptie geschikt zijn. Deze gewassen zijn uitsluitend geschikt voor gebieden met een hogere grondwaterstand zoals de veengebieden. Voorwaarde is dat de percelen zichtbaar bedekt worden beteeld waarbij tenminste 1 keer per jaar het gewas moet worden geoogst. De teelt moet op gronden plaatsvinden die vóór 2023 als landbouwgrond bij RVO staan geregistreerd.
Vroeg rooigewas 1 september
Door uiterlijk 31 augustus het gewas te oogsten is het mogelijk vroeg een vanggewas te zaaien dat zich beter kan ontwikkelen. Naast het bijkomend effect dat er minder structuurbederf optreedt, is de maatregel gericht op het beperken van uitspoeling van nitraat. Gewassen die voor deze maatregelen in aanmerking kunnen komen zijn o.a. consumptie- en zetmeelaardappelen, gele en rode zaaiuien, bos- en waspeen, rode bieten, sjalotten en zomerprei. Het vroeg rooien van gewassen is een optie voor zover dit past binnen de teelttechnische- en logistieke planning, waarbij een overweging moet worden gemaakt tussen enerzijds subsidie en anderzijds opbrengstverliezen.
Vroeg rooigewas 1 november
Ook hier is de maatregel om het gewas vroeg te oogsten, uiterlijk 31 oktober, om zodoende een vanggewas te zaaien om uitspoeling van nitraat te beperken. Gewassen die voor deze maatregel in aanmerking kunnen komen zijn o.a. suiker- en voederbieten, cichorei, winterpeen, witlofwortelen, stoppelknollen en knolselderij (productie, zaden en opkweek). Ook hiervoor geldt dat het vroeg rooien van gewassen een optie is voor zover dit past binnen de teelttechnische- en logistieke planning waarbij een overweging moet worden gemaakt tussen enerzijds subsidie en anderzijds opbrengstverliezen.
Strokenteelt
In het nieuwe GLB wordt strokenteelt gestimuleerd met als doel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te reduceren en de biodiversiteit te stimuleren. Hierbij dient op één perceel tenminste 5 verschillende gewassen in stroken te worden geteeld waarvan 3 als hoofdteelt. Van de 3 hoofdteelten dient tenminste één gewas als rustgewas te zijn aangemerkt (o.a. granen, graszaad, koolzaad, klaver, etc.) Deze stroken zijn tenminste 3 tot max. 24 meter breed. Stroken met niet -productieve elementen (bijv. akkerranden/ groen braak, singels, heggen en bufferzones) zijn hierbij toegestaan. Dit geldt echter niet voor sloten en blijvend grasland.
Bufferstrook met kruiden langs grasland
Een bufferstrook langs grasland kan als eco-activiteit meetellen. Op de bufferstrook dient in de periode van 1 april tot en met 30 september een mengsel van tenminste 25% kruiden en vlinderbloemige gewassen aanwezig te zijn. Deze bufferstrook moet minimaal 3 en maximaal 12 meter breed zijn en is gelegen langs een watervoerende sloot. Bufferzones die zijn aangewezen als kwetsbare waterlopen en waterlichamen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) komen hiervoor niet in aanmerking. Op deze bufferstrook mag u niet beweiden/bemesten en hierop geen gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Maaien en afvoeren mag wel zolang het gewas in voornoemde periode niet wordt vernietigd. Praktisch zou dit tot gevolg hebben dat ingeval van beweiding de grens tussen het grasland en de bufferzone moet worden afgerasterd. De bufferstrook moet (deels) samenvallen met een verplichte bufferstrook (teeltvrije zone), vanuit de conditionaliteiten volgens het 7e Actieprogramma.
Bufferstrook met kruiden langs bouwland
Een bufferstrook naast bouwland (m.u.v. tijdelijk grasland) of een blijvende teelt kan als eco-activiteit meetellen. Op de bufferstrook dient in de periode van 1 april tot en met 30 september een mengsel van tenminste 25% kruiden en vlinderbloemige gewassen aanwezig te zijn. Deze bufferstrook moet minimaal 3 en maximaal 12 meter breed zijn en is gelegen langs een watervoerende sloot. Bufferzones die zijn aangewezen als kwetsbare waterlopen en waterlichamen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) komen hiervoor niet in aanmerking. Op deze bufferstrook mag u niet beweiden/bemesten en hierop geen gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Maaien en afvoeren mag wel zolang het gewas in voornoemde periode niet wordt vernietigd. De bufferstrook moet (deels) samenvallen met een verplichte bufferstrook (teeltvrije zone), vanuit de conditionaliteiten volgens het 7e Actieprogramma.
In tegenstelling tot de bufferstrook met kruiden langs grasland worden er voor de verschillende eco-regelingen hier wél punten toegekend voor klimaat, bodem en lucht en water. Tevens geldt voor bouwland, ten opzichte van grasland, een hogere vergoeding.
Bufferstroken (GLMC 4 +10)
Binnen de conditionaliteiten wordt enerzijds gesproken over ‘Bufferstroken langs waterlopen (GLMC 4)’ en anderzijds over ‘Bufferstroken langs droge waterlopen (GLMC 10)’.
Op een bufferstrook zoals beschreven binnen GLMC 4 en 10 mag u géén mest of gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Dit areaal telt dan ook niet (meer) mee binnen de gebruiksnormen in het kader van de meststoffenwet. Dit areaal komt daarentegen nog wel in aanmerking in het kader van het GLB.
Er zijn 3 typen bufferstroken:
- Voor ecologisch kwetsbare waterlopen en waterlichamen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) geldt een bufferzone van tenminste 5 meter (GLMC4);
- Voor de overige waterlopen en watervoerende sloten geldt een bufferzone van tenminste 3 meter (GLMC 4);
- Voor sloten die tussen 1 april tot 1 oktober onder normale omstandigheden droog zijn, geldt een bufferzone van tenminste 1 meter (GLMC 10).
De breedtes van de verplichte bufferzones sluiten aan bij het 7e AP. Bij ecologisch kwetsbare waterlopen en waterlichamen uit de KRW is de bufferstrook tenminste 5 meter. Voor waterlichamen uit de KRW bestaat er de mogelijkheid om terug te vallen naar een smallere bufferstrook van 3 meter mits de bufferstrook groter is dan 4% van de oppervlakte van betreffend perceel. Voor kwetsbare waterlopen geldt daarentegen altijd een bufferstrook van tenminste 5 meter.
Voor alle overige watervoerende sloten is de mogelijkheid tot een smallere bufferstrook (1 meter) mits de bufferstrook groter is dan 4% van de oppervlakte van betreffend perceel. In zéér specifieke situaties is het mogelijk dat er nog smallere bufferzones gelden voor zowel waterlichamen die door de KRW zijn aangewezen alsook overige waterlopen die maximaal 10 meter breed zijn. Deze bedragen respectievelijk 1 en 0,5 meter. Ook hiervoor geldt dat de bufferstrook tenminste 4% van de oppervlakte van het perceel bedraagt.
Tevens wordt opgemerkt dat de verplichte bufferstrook niet mag worden ingezet voor de ‘4% niet productief areaal op bouwland (GLMC 8)’. Wanneer u de strook vrijwillig breder maakt, mag deze extra oppervlakte wél bij het niet productief areaal worden gerekend.
Vanuit het GLB mag er op de bufferstrook wel een gewas worden geteeld. Daarom valt het vrijwillig inzaaien van deze randen met kruiden wél onder de eco-regeling.
De kaarten waaruit de exacte aanduiding van de verschillende bufferzones blijkt is nog niet beschikbaar. LNV komt hier nog op terug.
In het volgende artikel zullen o.a. de volgende eco-maatregelen aan bod komen: onderzaai vanggewassen, groenbedekking, groene braak en landschapselementen. Als u naar aanleiding van het nieuwe GLB-beleid of de conditionaliteiten vragen heeft, kunt u contact opnemen met uw Arvalis-adviseur of met het algemene nummer van Arvalis via 0475-355700.